De binnenstad van Poperinge bleef de hele oorlog in handen van de Britten. Het was een strategisch goed gelegen plaats: groot, dicht bij Ieper en relatief veilig voor bombardementen. Aanvankelijk bevonden er zich heel wat veldhospitalen of ‘Casualty Clearing Stations’, maar in 1916 werden die vervangen door een medische hulppost of ‘Field Ambulance’. In de buurt van de stedelijke begraafplaats was een militair hospitaal gevestigd in het kasteel van vrederechter D’Hondt. Aanvankelijk kreeg het hospitaal de naam ‘Hôpital Château’, maar na een bezoek van Koningin Elizabeth werd het omgedoopt tot Elisabeth Hospitaal.
De eerste gewonden die overleden in de nabijgelegen veldhospitalen te Poperinge werden bijgezet op de stedelijke begraafplaats. Gedurende de periode 21 oktober 1914 tot in juni 1915 vonden er vooral Belgische, Britse en Franse militaire begrafenissen plaats. Vanaf 1916 gebeurde het nog slechts sporadisch dat gesneuvelde militairen werden bijgezet in grafkelders van Poperingse families. Na de oorlog werden een aantal lichamen ontgraven en overgebracht naar andere begraafplaatsen. Vandaag zijn er nog 22 graven van Britse soldaten die sneuvelden in de periode oktober 1914-juni 1915, één van hen kon niet meer worden geïdentificeerd. Daarnaast bevinden er zich 6 graven die dateren van na de Eerste Wereldoorlog: 1 majoor die stierf in 1921 en 5 medewerkers van de ‘Imperial War Graves Commission’ (de voorloper van de Commonwealth War Graves Commission) die verantwoordelijk waren voor het beheer en het onderhoud van de militaire begraafplaatsen.