Historische vermeldingen en locaties
De dader werd aan de paal vastgemaakt en voor één of meerdere uren te kijk gesteld. Ons spreekwoord “iets aan de kaak stellen” komt van deze straf. De paal stond op een openbare, goed zichtbare plek waar veel volk aanwezig was. De ‘pelloryne’ of schandpaal van Poperinge, vinden we in ons stadsarchief voor het eerst terug in een tekst van het jaar 1543. We mogen veronderstellen dat de ‘oude pelloryne’ eerst omzeggens in de buurt van de proosdij stond – een plaats waar men ook markt hield. Kort daarna stond ze al op een nieuwe plaats waar ze zou blijven staan en dit was de huidige Grote Markt van Poperinge.
Ondanks dat ‘tepronkstelling’ één van de lichtere straffen was, werd deze openbare strafvorm als zeer onterend beschouwd. De onterende straf moest zo’n diepe indruk op de veroordeelden maken dat die het in het vervolg wel nalieten een overtreding te begaan. Meestal moest men enkele uren aan de paal staan, soms een hele dag. Hierdoor was in één klap de hele stad op de hoogte van het misdrijf en de veroordeling. Het doel was dus schande brengen over de gestrafte via een openlijke bespotting door het volk. De rol van het publiek was belangrijk. Dat beperkte zich doorgaans niet tot het braaf toekijken bij het gebeurde. De gestrafte mocht zich al gelukkig prijzen, als de omstanders hun participatie beperkten tot scheldwoorden en hoongelach.
Strenge straffen en symboliek: De schandpaal als machtsteken en waarschuwing
In heel wat gevallen werd de schandpaalstraf gecombineerd met een andere straf. Verreweg de meeste opgelegde straf was verbanning uit de stad of dorp. De termijnen hiervoor varieerden naar gelang de aard van het misdrijf: van een half jaar tot levenslang. Dienstmeid Mayken Liebaerts uit Poperinge had het nogal erg bruin gebakken in 1639. Ze bestal haar werkgever voor een groot bedrag. De rechtbank besloot haar te straffen ‘ten terreure en exemple’ van de bevolking. Het vonnis was dan ook niet van de poes. Ze werd vastgebonden aan het ‘Pellorijn’ op de ‘Oude marckt’ (de huidige markt) met de strop aan de hals. Vervolgens werd ze gegeseld met scherpe roeden ‘tot loopende bloede’ en gebrandmerkt op de rug. Ze werd levenslang verbannen en moest na het betalen van de gerechtskosten de stad verlaten binnen de 24 uur.
Het meest courante type in de 17e en 18e eeuw is de zogenaamde zuilkaak, een schandpaal in de vorm van een losstaande zuil of paal in hout of steen. De houten zuilkaken waren doorgaans niet meer dan een houten paal met een halsijzer. De stenen exemplaren daarentegen waren veelal fraaie monumentjes, soms modieus gekapt in de gangbare bouwstijl. Op de stenen paal werd het wapen van de plaatselijke machthebber geplaatst. Dit geeft aan dat het monument meer was dan louter een strafinstrument. Het was ook een symbool voor de macht van de lokale heer om recht uit te spreken over de dorpelingen en zo te beslissen over leven en dood, lijf en goed.
Van strafrecht naar straatverlichting tot historisch erfgoed
Na de Franse revolutie (1789) werd deze schandpaal net zoals deze te Krombeke en zoveel andere schandpalen, neergehaald als afrekening met het Ancien Regime maar de straf bleef bestaan. De halfzuilkaak te Watou werd dan weer beschadigd. In de loop van de achttiende eeuw werd de straf steeds minder toegepast en ze verdween definitief uit ons strafrecht in 1867.
De schandpaal van Poperinge, gekapt uit een stuk zandsteen, rond de drie meter hoog werd in de 19de eeuw op de hoek van de Keer van de Ommegang geplaatst en diende enige tijd als straatverlichting. Veearts Hendrik Adriaen ontfermde zich nadien over de schandpaal. Het stuk schandpaal bleef bewaard ten huize Adriaen en het was kleinzoon Johan die er voor zorgde dat de paal terug een plaats kreeg in de stad in 2008 langs de Switch Road. Uiteindelijk werd de schandpaal in september 2024 verplaatst naar de Grote Markt in de buurt waar ze ooit heeft gestaan. Johan Adriaen schonk het ontbrekende stuk aan de stad en deze werd door de technische dienst van de stad opnieuw tot een geheel gemaakt.